Vuur en licht


Reeds van in de oertijd werd de mens geobsedeerd door het vuur. Vuur schonk hem niet enkel warmte, maar eveneens het levensnoodzakelijke licht in de donkere holen en spelonken van zijn woonst. Het onverklaarbare natuurverschijnsel van het vuur werd dan ook door de oermens vereerd als een onbereikbare godheid.

Deze licht-vuurcultus werd al vlug het aangewezen middel om feestelijke gebeurtenissen een extra dimensie te geven, door het gebruik van flambouwen, fakkels enzovoort.

Door zijn vindingrijkheid ontdekte de mens technieken waardoor het vlammetje steeds langer en feller ging branden. Fakkels maakten plaats voor olielampen. Gasverlichting was ook niet mis en kaarsen bleven zeer praktische hulpmiddelen in noodsituaties. Maar met de gloeilamp kreeg de lichtbron haar meest feeërieke karakter.




Licht en stoet, het begon in 1885 op de Rozenberg


In de 19e eeuw was het een vast gebruik om kermissen en feesten op de vooravond in te leiden met een fakkeloptocht en feestelijke muziek. Zo ontstonden er tradities die uitgroeiden tot feeërieke lichtfestijnen waar men jaarlijks in spanning naar toe leefde.

Op zaterdag 26 September 1885 werd op de Rozenberg de plaatselijke kermis voor het eerst met een fakkeloptocht opgefleurd. Inrichters waren de leden van de plaatselijke vereniging "De Schepersvrienden".

De Schepersvrienden stonden onder de bezielende leiding van hun stichter en voorzitter (De Scheper) Peter Ludovicus Van Dingenen, geboren op 30 november 1855 als onwettige zoon van Maria Anna Van Dingenen, wonende op de Rozenberg 71 en stoker in de spinnerij. Ze hadden hun stamkroeg in “t Bergsken”op de Rozenberg (hoek Bergstraat-Rozenberg).

Vanuit het “Bergsken” trokken de Schepersvrienden met fakkels en enkele enthousiaste muzikanten over de Rozenberg.


Rozenberg Lichtstoet was geboren.

Vanaf 1892 kregen de Schepersvrienden voor de organisatie van Kermis en stoet hulp van de koorafdeling van Jacht Sint Hubert (zelf ontstaan in 1835), handboogmaatschappij “De Vossepijp” en veloclub “De Rozelaer. Na een ernstige maleise in de organisatie van de stoet werd in 1913 De Rozenband opgericht, het overkoepelende orgaan dat samen met De Schepersvrienden en de verenigde herbergiers stoet en kermis zou inrichten.

Na de eerste wereldoorlog werd in 1919 de stoet uitgebreid tot een deel van Ginderbuiten (tot aan de kleine Majoor) met vertrek en aankomst aan het klooster (de “nonnenschool”) op De Rozenberg.


In 1929 organiseerde het feestcomité “over den barreel” een eigen kermis en in 1930 organiseerden ze een eigen lichtstoet. De Lichtstoet van Ginderbuiten was geboren.

In 1934 was er een verzoening en werd terug eenmalig 1 stoet georganiseerd.

Na de 2e wereldoorlog meer bepaald in 1949 deed het “Komiteit Ginderbuiten Vooruit” een aanvraag tot aansluiting bij Rozenberg Lichtstoet. Op een algemene vergadering van de Rozenband werd deze aanvraag door de leden verworpen. De breuk was definitief en in 1950 werden ook definitief de kermissen gesplitst.

Maar onze lichtstoet trotseerde de tijd en groeide uit tot een internationaal gekend evenement, enig in zijn soort en ongeëvenaard: DE LICHTSTOET VAN DE ROZENBERG.




Rozenberg en Lichtstoet


Van in het begin kende de fakkeloptocht een overrompelend succes. Wijkbevolking, plaatselijke verenigingen en muzikanten troffen elkaar jaarlijks voor deze feestelijke lichtoptocht.

Fakkels ruimden de plaats voor uitgeholde bieten met vetkaarsen, welke in een later stadium weer werden verdrongen door de lampionnetjes uit onze kinderjaren. De plaatselijke jeugd liet zich niet onbetuigd en bedacht in een ware konkurrentiestrijd allerlei verkleedattrakties. Buurtschappen kwamen tot stand en begonnen zich als groep een uitbeelding aan te meten met kleine bouwstukken binnenin voorzien van kaarsjes.

De stoet zat in de lift, groeide jaar na jaar, en kreeg een ruime bekendheid. De plaatselijke weekbladen maakten reeds vooraf melding van de op touw zijnde bezienswaardigheden. Het bezoekersaantal steeg gestaag. Van heinde en verre kwam men jaarlijks in september naar de Rozenberg om er getuige te zijn van die adembenemende lichtstoet.


Na Wereldoorlog II kwam de stoet in een stroomversnelling terecht. De aanwending van tienduizenden kleine gloeilampjes gaven aan de lichtstoet een sprookjesachtig karakter. Onder impuls van de toenemende, maar gezonde rivaliteit onder de deelnemers, bereikte de artistieke kwaliteit van de bouwstukken een zeer hoogstaand niveau. Uitbeeldingen werden grootser en artistieker, lichttoepassingen moderner en briljanter. Reeds in de jaren 50 van vorige eeuw werden elektromechanische bewegingstechnieken toegepast. Vandaag zijn PLC's, domotica, elektronica, en computergestuurde hydraulica niet meer weg te denken uit onze stoet. De bewegingstechnieken worden functioneel aangewend. Geen beweging om de beweging (onze stoet is immers geen rijdende Efteling of Carnaval optocht).

Ook de kleine (traditionele) gloeilamp is in eer hersteld, ze neemt in onze Lichtstoet haar plaats in naast tientallen andere evenwaardige technieken. Dat maakt de Mol Centrum Rozenberg Lichtstoet zo uniek: namelijk de constante zoektocht naar vernieuwing en de wetenschap dat het altijd mooier kan

De lichtstoet van Mol Centrum - de Rozenberg is dan ook terecht een voorbeeld van volkskunst. De volmaakte harmonie tussen vormgeving en verlichting is uniek. Hierdoor geniet de stoet een ruime internationale bekendheid.




Vlaamse Inventaris voor Immaterieel Cultureel Erfgoed


Op donderdag 28 juni 2012 kregen de 2 Molse lichtstoeten van Minister van Cultuur Joke Schauvliege het bericht dat ze zijn opgenomen op de Vlaamse Inventaris voor Immaterieel Cultureel Erfgoed. De lichtstoeten dienden samen een dossier in, met steun van LECA, het Molse gemeentebestuur en k.ERF. Aan de erkenning hangt geen subsidie vast. In het dossier beloven de lichtstoeten er alles aan te doen om de traditie te borgen voor de toekomst. Concrete acties die het volgende jaar zullen worden uitgevoerd zijn:

Meer samenwerken (rond organisatie, communicatie, gezamenlijke ticketverkoop...)
Centraliseren van het archief van Ginderbuiten + verder verzamelen archiefstukken beide lichtstoeten (i.s.m. het Molse archief en Kamer voor Heemkunde)
Acties gericht op scholen en jeugd verder uitwerken

Om de erkenning te behouden zullen de lichtstoeten ieder jaar een verslag moeten indienen. Maar de belangrijkste actie is meteen ook de oudste: ervoor zorgen dat er ieder jaar twee schitterende lichtstoeten door de Molse straten trekken.



Terug